In 2014 sloot het OCMW een meerjarenovereenkomst af met het agentschap Onroerend Erfgoed, voor de restauratie van het Kortrijkse Sint Elisabethbegijnhof, waarvan zij eigenaar zijn. Dit bracht de grote restauratiecampagne, die in 1984 was opgestart, in een stroomversnelling. In de voorgaande dertig jaar was nog maar de helft van de begijnhuisjes gerestaureerd. De laatste fase wordt in 2018 opgestart. In 2011 was het de beurt aan de gemeenschappelijke Grote Zaal, of Sint-Annazaal.
De Grote Zaal, gebouwd in 1682, werd voor het laatst gerestaureerd in 1897. Sinds 1966 was ze in gebruik als polyvalente ruimte, maar dit zonder ooit toegankelijk te zijn voor rolstoelgebruikers. Er was zelfs geen modern sanitair aanwezig. Gelukkig vonden ontwerpers en erfgoedconsulenten bij de restauratie een manier om aan die hedendaagse eisen te voldoen, zonder het karakter en het uitzicht van het gebouw aan te tasten. Maar daarvoor moest het gebouw deels onderkelderd worden. Op een dergelijke historische site, die in dit geval teruggaat tot de 13de eeuw, is een archeologisch onderzoek daarbij een voorwaarde.
De monumentale Sint-Annazaal zou, op basis van historische bronnen, opgetrokken zijn op de gedempte middeleeuwse burchtgracht. De archeologen verwachtten dan ook een rechttoe-rechtaan opgraving, met weliswaar veel vondstmateriaal, maar weinig complexe sporen. Niets bleek minder waar! Tot op grote diepte kwamen tientallen sporen aan het licht van veel oudere begijnhuisjes, die er stonden voordat de Grote Zaal werd gebouwd. Men vond muren, kelders, vloeren, zelfs een stukje straat in kasseien. Ook in de funderingen van het gebouw zelf bleken allerlei sporen van vroegere fasen te zitten. De resultaten van de opgraving, nauwelijks 40m² groot, werpen een volledig nieuw licht op de gekende geschiedenis van de Grote zaal en de ontwikkeling van het Sint-Elisabethbegijnhof.
Sporen van de opgraving zijn vandaag niet meer zichtbaar, maar wel uitvoerig gedocumenteerd in een opgravingsrapport. De Sint-Annazaal is vrij toegankelijk en ingericht als belevingscentrum.